Belangenbehartiging

Opvolger van Wet DBA: de Wet VBAR

Vergrootglas met speerpunt

Per 1 januari 2025 wordt de Wet DBA weer volledig gehandhaafd. Maar er wordt al tijden gesproken over een opvolger van de Wet DBA: het wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR). In een radio-uitzending van New Business Radio komt voorzitter Frank Alfrink uitgebreid aan het woord over de beoogde Wet VBAR en de handhaving van de Wet DBA per 2025.

Wat staat er in het wetsvoorstel VBAR?

In het kort staan er in wetsvoorstel VBAR de volgende maatregelen:

Verduidelijking beoordeling arbeidsrelatie
De wettelijke norm om werknemers van zelfstandigen te onderscheiden is op dit moment een open norm die door rechterlijke uitspraken (jurisprudentie) is ingekleurd. Met het voorstel wordt het meest onderscheidende wettelijke vereiste ‘werken in dienst van’ (gezag) uit artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek verduidelijkt. De jurisprudentie is bij elkaar gebracht, gestructureerd en gecomprimeerd aan de hand van drie hoofdelementen:

  • werkinhoudelijk ondergeschiktheid;
  • organisatorische inbedding;
  • werken voor eigen rekening en risico.  

Het doel van deze maatregel is de duidelijkheid te vergroten voor werkenden, werkgevers, opdrachtgevers, uitvoeringsorganisaties (zoals het UWV, de Belastingdienst en de Nederlandse Arbeidsinspectie) en de rechtspraak. Daarnaast moet de verduidelijking bevorderen dat de wijze van het beoordelen van arbeidsrelaties consistent is. De verduidelijking moet het voor de markt, de uitvoeringsorganisaties (onder meer voor de handhaving) en de rechtspraak inzichtelijker maken wanneer als zelfstandige of werknemer kan worden gewerkt.

Rechtsvermoeden uurtarief

Met het wetvoorstel VBAR wordt ook een civielrechtelijk rechtsvermoeden geïntroduceerd bij een uurtarief onder € 32,24 (peildatum 1 juli 2023). Als een werkende aan kan tonen dat er sprake is van een uurtarief lager dan het bovenstaande bedrag, wordt vermoed dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en is het aan de werkgever om aan te tonen dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. 

Het doel van de maatregel is om het voor de werkenden aan de basis van de arbeidsmarkt makkelijker te maken om een arbeidsovereenkomst op te eisen bij de werkgevende en indien nodig bij de rechter. Daarnaast zorgt het rechtsvermoeden voor een preventief effect doordat bij werken tegen een tarief onder de norm beter dan nu beoordeeld wordt of de klus door een zelfstandige gedaan kan worden, of dat er sprake moet zijn van een arbeidsovereenkomst. 

Wat vindt Vereniging ZZP Nederland?

 Het wetsvoorstel VBAR voegt aan het al moeilijk vast te stellen begrip ‘gezag’ nu het begrip ‘inbedding’ toe als kwalificatie van de arbeidsrelatie. Met andere woorden als de ondernemer wordt ingehuurd voor werk dat is ingebed in de organisatie, dan betreft het werk van werknemers en dus is de ondernemer het voor deze klus ook.

Kortom word je ingehuurd omdat het op een afdeling druk is of er zijn enkele medewerkers ziek, dan kan het zijn dat je iets doet dat ingebed is. Verandert dat als je unieke vaardigheden toevoegt? Geldt dit ook voor werk dat wordt uitbesteed aan een zelfstandig ondernemer en dus niet op de locatie van een opdrachtgever wordt uitgevoerd? Daarover is geen duidelijkheid te vinden in de VBAR-wetgeving. Overigens is er wel een uitspraak van de rechter geweest waarbij de uitkomst was dat ingebed werk niet per se een gezagsverhouding inhoudt en derhalve bij inbedding er niet automatisch sprake is van een loondienstverband. 

Meer onduidelijkheid

Wij vinden dat de toevoeging ‘inbedding’, in het wetsvoorstel VBAR, de onduidelijkheid verhoogt. Het is juridisch complex vast te stellen, moeilijk te handhaven en zal ongetwijfeld tot onrust leiden onder opdrachtgevers. En dit was nu juist de oorzaak van het tot 1 januari 2025 niet handhaven van de Wet DBA.

Ons voorstel is om de ondernemerscriteria als uitgangspunt te gebruiken. Voldoet iemand aan deze criteria dan stellen we vast dat er sprake is van ondernemerschap. Als deze persoon dan een klus doet die ingebed zou kunnen zijn, dan hoeft hiervoor dus niet een arbeidsovereenkomst van korte duur voor te worden opgesteld.

Daaruit vloeit wat ons betreft ook voort dat als er sprake is van een lage verdienste (in het wetsvoorstel staat dat daar sprake van is bij een uurtarief lager dan €32,24) het prima is om de werkende de mogelijkheid te bieden om een arbeidsovereenkomst na te streven. Voorwaarde is wat ons betreft wel dat dit ‘recht’ enkel en alleen kan worden toegekend aan de werkende zelf.

Reactie Vereniging ZZP Nederland op internetconsultatie

Tot 10 november 2023 was er een mogelijkheid om via een internetconsultatie te reageren op het wetsvoorstel VBAR .Benieuwd naar de volledige reactie van Vereniging ZZP Nederland op de internetconsultatie? Bekijk deze via onderstaande download.

Hoe gaat het verder?

De reacties op de internetconsultatie Wetsvoorstel VBAR hadden moeten leiden tot een herziening van de voorgestelde wet. Voor ze uit haar ambt werd ontheven heeft demissionair minister Van Gennip echter het wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden een fase verder gebracht. Op de valreep heeft ze het wetsvoorstel naar de Raad van State gezonden.  

Helaas zijn er weinig van de kritiekpunten die uit de internetconsultatie naar voren kwamen in verwerkt. Het is nu aan het kabinet-Schoof om te bepalen of en hoe ze verder gaan met het wetsvoorstel VBAR. Vereniging ZZP Nederland zal ook bij de nieuwe bewindslieden blijven strijden voor een degelijke wetgeving, dus anders dan het voorstel VBAR. 

Reactie Raad van State op wetsvoorstel VBAR

De Raad van State heeft in november 2024 een reactie gegeven op het wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelatie en Rechtsvermoeden (wet VBAR). Volgens Vereniging ZZP Nederland legt de Raad van State de vinger op de zere plek. Het wetsvoorstel pretendeert duidelijkheid te bieden, maar geeft dit niet. Bovendien pakt het niet het échte vraagstuk aan, namelijk hoe te komen tot een modernere arbeidsmarkt? De kritiek van de Raad van State komt overeen met de reactie van het mede door ZZP Nederland opgezette VZN op de internetconsultatie. “Het is goed dat de belangrijkste adviseur van de regering onze zorgen onderschrijft en steunt”, vindt VZN-voorzitter Cristel van de Ven.  

De Raad van State schrijft dat ‘bij zowel werkgevenden als werkenden de behoefte lijkt te bestaan om de onderlinge arbeidsverhouding niet (langer) te baseren op een arbeidsovereenkomst’. Van de Ven: “Dit is een juiste constatering die getuigt van realiteitszin. Hopelijk maakt dit een einde aan al het wensdenken over het vaste contract als heilige graal”. Ook bij strengere handhaving op schijnzelfstandigheid zullen er namelijk veel mensen als zelfstandige ondernemer zonder personeel blijven werken.  

Kort en goed stuurt de Raad van State de minister terug naar de tekentafel. VZN geeft hem daarbij graag het volgende mee: erken de zelfstandige ondernemer, bestrijdt ‘m niet, maar faciliteer ‘m om een bedrijfsbuffer op te bouwen. Niet door afbouw maar door ombouw van fiscale ondernemersfaciliteiten. Van de Ven: “En uiteraard zijn wij bereid om daarover nader met het ministerie in gesprek te gaan”.

Op deze pagina