Nieuws

UWV wint rechtzaak over wao-premie van brancheorganisaties

De Centrale Raad van Beroep heeft op 5 april 2007 in hoger beroep uitspraak gedaan in een proefprocedure die zes brancheorganisaties uit de detailhandel hadden aangespannen tegen het UWV over de te hoge gedifferentieerde WAO-premie van kleine werkgevers in de sector detailhandel en ambachten over het jaar 2005. Nadat de brancheorganisaties in 2006 door de rechtbank in Breda in het gelijk waren gesteld, wees de Centrale Raad van Beroep de claim af en oordeelde dat het UWV de premie juist heeft vastgesteld.

Te hoge premie
De brancheorganisaties hadden betoogd dat de premie te hoog was vastgesteld, doordat het UWV daarbij ook de zogenaamde ´indirecte uitkeringslasten´ had meegeteld. Dat zijn WAO-uitkeringen die zijn uitbetaald aan werknemers die op het moment waarop zij arbeidsongeschikt werden in dienst waren bij werkgevers die inmiddels (bijvoorbeeld door faillissement) geen werkgever meer zijn.
In het jaar 2005 bestond het bedrag van de WAO-uitkeringen dat in aanmerking werd genomen voor het vaststellen van de sectorpremie voor de sector detailhandel en ambachten voor een onbegrijpelijk hoog deel van 50,96% uit indirecte uitkeringslasten.
Eerder had de rechtbank Breda op 4 april 2006 de brancheorganisaties in de proefprocedure (gedeeltelijk) in het gelijk gesteld door te oordelen dat het UWV bij het vaststellen van de sectorpremie ten onrechte een nieuw element in de berekening van de gedifferentieerde premie geïntroduceerd had door de âindirecte uitkeringslastenâ mee te tellen.

Hoger beroep verloren
Van de uitspraak van de rechtbank Breda hadden zowel het UWV als de brancheorganisaties hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Het UWV heeft in hoger beroep be-toogd dat de sectorpremie wel juist was vastgesteld. De brancheorganisaties hebben betoogd dat het niet het besluit van het UWV tot vaststelling van de sectorpremie was dat niet in de haak was, maar dat het uitvoeringsbesluit van de regering waarop het UWV de vaststelling van de sectorpremie baseerde in strijd was met de wet. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Breda vernietigd en het beroep van de brancheorganisaties alsnog ongegrond verklaard.

Teleurstellend is dat de Centrale Raad van Beroep geen uitspraak doet op de belangrijkste klacht van de brancheorganisaties. Die hield in dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de ´indirecte uitkeringslasten´ gelijkmatig zouden worden verdeeld over alle werkgevers in Nederland.
De wet Pemba schrijft dit zo voor. Voor het betalen van deze uitkeringen wordt het daartoe gebruikte ´rekenpercentage´, dat de basis is voor de berekening van de gedifferentieerde WAO-premie, iets hoger vastgesteld dan anders het geval zou zijn geweest. Daarom was het volgens de brancheorganisaties in strijd met de wet dat op grond van het uitvoeringsbesluit sectoren met relatief veel ´indirecte uitkeringslasten´ alsnog een hogere premie zouden betalen dan sectoren met relatief weinig ´indirecte uitkeringslasten´.

Nieuwe procedure mogelijk
Nu de Centrale Raad van Beroep nog niet op deze belangrijkste grief van de brancheorganisaties heeft besloten, zouden de brancheorganisaties op naam van een andere werkgever een nieuwe proefprocedure kunnen starten en de Centrale Raad van Beroep alsnog kunnen vragen om een oordeel over deze grief te geven. De brancheorganisaties beraden zich nog of van deze mogelijkheid gebruik zal worden gemaakt. Zo lang dat nog niet duidelijk is adviseren zij kleine werkgevers die in de jaren 2005, 2006 of 2007 bezwaar gemaakt hebben tegen de beslissingen tot vaststelling van de hoogte van hun gedifferentieerde WAO-premie om hun bezwaren (waarvan de behandeling is aangehouden in afwachting van de proefprocedure) nog niet in te trekken.

Aanvullende informatie: de uitspraak
De Centrale Raad van Beroep oordeelt allereerst dat het UWV de hoogte van de gedifferentieerde WAO-premie over het jaar 2005 heeft vastgesteld. Het UWV had betoogd dat slechts was vastgesteld dat de betreffende werkgever als kleine werkgever zou worden aangemerkt. Dat betekent dat de Centrale Raad van Beroep net als de rechtbank Breda toekomt aan beoordeling van de vraag of het uitvoeringsbesluit van de regering in strijd is met de wet en aan de vraag of het besluit van het UWV tot vaststelling van de sectorpremie in strijd is met dat uitvoeringsbesluit.

Ten aanzien van de vraag of het uitvoeringsbesluit van de regering in strijd is met de wet volgt de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank Breda. De vraag of het besluit van het UWV tot vaststelling van de sectorpremie in strijd is met dat uitvoeringsbesluit, beantwoordt de Centrale Raad van Beroep anders dan de rechtbank. De Raad is van mening dat het meerekenen van de indirecte uitkeringslasten past bij de sectorgewijze vaststelling van de premie voor kleine werkgevers, die nu eenmaal anders is dan de wijze van vaststelling van de premie voor grote werkgevers.
---

Proefproces WAO premie 2005 gewonnen

Het UWV volgt bij de berekening van de Sectoropslag 2005 niet de tekst, strekking en bedoeling van de wetgeving. Het UWV heeft onbevoegd een andere methodiek toegepast dan de wetgever voor ogen had. Het UWV moet een nieuwe beslissing nemen en de sectoropslag lager vaststellen.

Dat zegt de rechtbank Breda in haar uitspraak in het proefproces aanspannen door een zestal brancheverenigingen (Centrale Branchevereniging Wonen, Vakcentrum, Mitex, NUVO, Uneto-VNI, en Vereniging Gebra). Het proefproces werd gefaciliteerd door de projectgroep Aan ´t Werk van HBA en HBD.

Overigens houdt de uitspraak nog niet in dat alle ondernemers geld terug krijgen. Er is ook een toelichting op de uitspraak beschikbaar.

Bron
Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD)
Geplaatst op 13 april 2007