Belastingwijzigingen 2019, wat gebeurt er voor de zzp'ers
De Eerste Kamer heeft op 18 december 2018 ingestemd met ruim 60 belastingmaatregelen voor burgers en bedrijven. Sommige van deze maatregelen hebben rechtstreekse invloed op zzp'ers. Hieronder leest u over de maatregelen die het meeste effect hebben op ondernemers. De maatregelen zijn onderdeel van het pakket Belastingplan 2019. Een groot deel van de maatregelen gaat in per 1 januari 2019, net als een aantal belastingmaatregelen die al eerder zijn afgesproken. Het volledige overzicht van alle wijzigingen (incl. bedrijven) vindt u hier.
Laag btw-tarief van 6 naar 9%
De verhoging van het lage btw-tarief van 6% naar 9% is erdoor.Dit betekent in de praktijk dat bijvoorbeeld boodschappen van € 100 in 2019 € 2,83 duurder worden. Maar er zijn voor ondernemers nog veel meer consequenties. De verhoging geldt voor alle producten en diensten met het lage btw-tarief, waaronder boeken, water, diensten van kappers en fietsenmakers bijvoorbeeld.
Het nieuwe tarief heeft invloed op:
- de administratie;
- de prijzen van goederen en diensten;
- de facturatie en btw-aangifte bij de jaarovergang van 2018 naar 2019.
Welke gevolgen een en ander voor ondernemers heeft, bijvoorbeeld hoe om te gaan met facturatie van een opdracht die in 2018 is begonnen en in 2019 eindigt, is hier te lezen. Hieronder is schematisch te zien welke gevolgen de verhoging heeft.
- Er is alleen sprake van een vooruitbetaling als ook alle relevante elementen van de toekomstige levering of van de toekomstige dienst bekend zijn op het moment van de vooruitbetaling. De goederen of diensten moeten op het moment van de vooruitbetaling nauwkeurig zijn omschreven.
- Er geldt een factureringsplicht voor prestaties die verricht zijn aan andere ondernemers en rechtspersonen/niet-ondernemers. Ook geldt een factureringsplicht voor afstandsverkopen en intracommunautaire leveringen. Indien de heffing van btw is verlegd geldt mogelijk dat de btw is verschuldigd op het moment dat de prestatie is verricht in plaats van het moment waarop de factuur is uitgereikt. Als de prestatie nog niet is verricht, is er nog geen factureringsplicht.
(Bovenstaand schema is afkomstig van de website BDO.nl)
Invoering tweeschijvenstelsel
Door de geleidelijke invoering van een tweeschijvenstelsel met een basistarief en een toptarief nemen de besteedbare inkomens toe van alle personen met een inkomen vanaf € 21.000 per jaar. Het tarief in de huidige tweede en derde schijf daalt in 2019 van 40,85% naar 38,10%. Het tarief in de huidige eerste schijf stijgt van 36,55% naar 36,65%. Het tarief in de huidige vierde schijf daalt van 51,95% naar 51,75%.
Verhoging algemene heffingskorting
Door een verhoging van de algemene heffingskorting neemt het besteedbaar inkomen van mensen met een inkomen tot € 68.507 per jaar toe. De heffingskorting stijgt in 2019 met € 212 tot € 2477 voor inkomens tot € 20.384 per jaar. Ook inkomens tussen € 20.384 en € 68.507 profiteren van de verhoging van de algemene heffingskorting, alleen wel minder.
Arbeidskorting
Door een verhoging van de arbeidskorting gaat werken meer lonen. De maximale arbeidskorting stijgt in 2019 met € 150 tot € 3399. Daarnaast bouwt de arbeidskorting in 2019 sneller af. Hier profiteren werkenden met een inkomen tussen circa € 10.000 en € 41.000 van.
Eigen woning
De eigen woning is natuurlijk niet specifieks iets voor ondernemers, maar door impact van het besluit wordt deze wijziging toch benoemd in dit rijtje. Aftrekposten zijn kosten die mensen mogen aftrekken van het inkomen, waardoor zij minder inkomstenbelasting betalen. Voor de hogere inkomens (inkomen boven € 68.507) wordt het tarief van een aantal aftrekposten afgebouwd, zoals de hypotheekrenteaftrek. In 2019 bedraagt het tarief voor hypotheekrenteaftrek voor hoge inkomens 49%. Tegelijkertijd daalt het eigenwoningforfait naar 0,65%. Dit is een percentage van de WOZ-waarde van de woning waarover belasting moet worden betaald.
Met ingang van 1 januari 2019 wordt de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (de wet Hillen) beperkt. De aftrek wordt jaarlijks met 3 1/3 procentpunt verlaagd over een periode van 30 jaar.