Nieuws

Wet gericht op aanpak schijnzelfstandigheid schiet doel ver voorbij 

Waarschuwing: ondernemen verboden

De wet gericht op de aanpak van schijnzelfstandigheid, die minister Van Gennip deze week ter internetconsultatie aanbiedt, schiet zijn doel ver voorbij. De Wet ontneemt zelfs het Europees grondrecht van zelfstandigen op ondernemen. Daarnaast biedt de toevoeging van het element ‘inbedding’ in de voorgestelde Wet “Verduidelijking beoordeling arbeidsrelatie en rechtsvermoeden”, geen verduidelijking omdat er niet objectief vast te stellen criteria worden toegevoegd aan de beoordeling.

Hier staat de internetconsultatie

Ingebedde activiteiten zijn door de minister onder meer gerelateerd aan de kernactiviteit van de opdrachtgever, hebben een structureel karakter en de werkzaamheden worden binnen het organisatorisch kader van de opdrachtgever verricht. Juristen wijzen er echter nu al op dat er in de jurisprudentie niet veel onderscheidend vermogen wordt toegekend aan het begrip inbedding. Veel omstandigheden en feiten die duiden op inbedding, kunnen ook voorkomen in situaties waarin er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.   

Kritiek

De kritiek van Stichting ZZP Nederland, eerder geuit in het artikel 'Val kabinet heeft gevolgen voor zzp'ers' richt zich op twee hoofdpunten. Het inbeddingscriterium is met name gericht op elementen van een arbeidsovereenkomst en biedt onvoldoende ruimte voor ondernemerscriteria. Het sluit daardoor zzp’ers uit van een veelheid van opdrachten. Voor zover ondernemerscriteria wel een rol spelen, zijn ze niet persoonsgebonden maar worden ze beoordeeld binnen de opdracht. Dat is te beperkt en een gemiste kans op echte duidelijkheid.

De mate van inbedding wordt beoordeeld langs de volgende criteria:

  1. Vinden de werkzaamheden plaats binnen het organisatorisch kader van de werkgevende (de normen en regels van de opdrachtgever).
  2. Behoren de werkzaamheden tot de kernactiviteit van de organisatie van de werkgevende
  3. Worden de werkzaamheden zij-aan-zij verricht met werknemers
  4. Hebben de werkzaamheden een structureel karakter

De voorzitter van onze koepelvereniging Vereniging Zelfstandige Nederland, Cristel van de Ven, verwoordt het als volgt: “De wet biedt geen extra duidelijkheid vooraf en raakt 100% zelfstandig ondernemers rechtstreeks in hun bestaansrecht. De vrijheid van ondernemerschap, een Europees grondrecht, wordt hen ontnomen”.

De oplossing is gelegen in het verleggen van de focus. De eerste vraag zou moeten zijn: is er sprake van een ondernemer? De zelfstandige wordt dan niet meer gelegd langs de meetlat van werknemerschap, maar wordt beoordeeld op ondernemerscriteria op persoonsniveau. Met andere woorden; een nieuw kabinet moet terug naar de tekentafel. Want, beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.

Stichting ZZP Nederland is al jaren betrokken bij de opvolger van de Wet DBA. Lees in ons dossier wat wij tot nog toe allemaal hebben gedaan.

Onderstaand stuk komt uit de toelichting bij de internetconsultatie:

Het wetsvoorstel bevat de volgende maatregelen:

Verduidelijking beoordeling arbeidsrelatie
De wettelijke norm om werknemers van zelfstandigen te onderscheiden is op dit moment een open norm die door rechterlijke uitspraken (jurisprudentie) is ingekleurd. Met het voorstel wordt het meest onderscheidende wettelijke vereiste ‘werken in dienst van’ (gezag) uit artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek verduidelijkt. De jurisprudentie is bij elkaar gebracht, gestructureerd en gecomprimeerd aan de hand van drie hoofdelementen (werkinhoudelijk ondergeschiktheid, organisatorische inbedding en werken voor eigen rekening en risico). Deze hoofdelementen zijn ook gestructureerd en worden verder ingevuld door indicaties en de wijze waarop toetsing plaats dient te vinden.

Het doel van deze maatregel is de duidelijkheid te vergroten voor werkenden, werkgevers en opdrachtgevers, uitvoeringsorganisaties (zoals het UWV, de Belastingdienst en de Nederlandse Arbeidsinspectie) en de rechtspraak. Daarnaast moet de maatregel bevorderen dat de wijze van het beoordelen van arbeidsrelaties consistent is. Een verduidelijking moet het voor de markt, de uitvoeringsorganisaties (onder meer voor de handhaving) en de rechtspraak inzichtelijker maken wanneer als zelfstandige of werknemer kan worden gewerkt.

Rechtsvermoeden uurtarief
Met het voorstel wordt een civielrechtelijk rechtsvermoeden geïntroduceerd bij een uurtarief onder € 32,24 (peildatum 1 juli 2023). Als een werkende aan kan tonen dat er sprake is van een uurtarief lager dan het bovenstaande bedrag, wordt vermoed dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en is het aan de werkgever om aan te tonen dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Het doel van de maatregel is om het voor de werkenden aan de basis van de arbeidsmarkt makkelijker te maken om een arbeidsovereenkomst op te eisen bij de werkgevende en indien nodig bij de rechter. Daarnaast zorgt het rechtsvermoeden voor een preventief effect doordat bij werken tegen een tarief onder de norm beter dan nu beoordeeld wordt of de klus door een zelfstandige gedaan kan worden, of dat er sprake moet zijn van een arbeidsovereenkomst.

Tien inhoudelijke redenen om te stoppen met deze conceptwet

  1. Ook deze wet biedt geen duidelijkheid vooraf
  2. Deze wet druist in tegen een Europees grondrecht, de vrijheid van ondernemerschap
  3. Deze wet jaagt mensen hun sector en beroep uit, in plaats van een arbeidsovereenkomst in
  4. Deze wet is onwenselijk en onnodig. De Belastingdienst kan namelijk momenteel al op basis van het Handboek Loonheffing beoordelen op de mate van inbedding in een organisatie. 
  5. Met het invoeren van het rechtsvermoeden van werknemerschap, kan de overheid de schijnzelfstandigheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt al goed aan pakken.
  6. Deze wet leidt af van het echte probleem, namelijk dat ons huidige socialezekerheidsstelsel aan grondige vernieuwing toe is (de wet is dus een schijnoplossing).
  7. Met het inbeddingscriterium gaat de overheid op de stoel zitten van bedrijven door voor hen te bepalen wat hun kernactiviteit is.
  8. Deze wet leidt eerder tot een explosie van tijdelijke contracten, dan tot een – door dit demissionaire kabinet zo vurig gewenste – terugkeer van het vaste contract. 
  9. Deze wet duwt zelfstandigen in handen van bemiddelaars en uitzendbureaus via wie zij vaak niet willen werken en ontneemt hen de regie op hun bestaanszekerheid.
  10. Deze wet laat zien dat deze overheid met de rug naar de realiteit toe staat. De arbeidsmarkt ontwikkelt zich richting de toekomst, en niet terug naar het verleden.
Geplaatst op 4 oktober 2023